De krokodil
Op een dag zaten Beer en Muis samen lekker op het gras te zonnen naast de rivier. Maar Beer en Muis wisten niet dat een krokodil in de rivier zat. Want die krokodil komt altijd naar alle rivieren. Want daar zitten altijd lekkere visjes. En vandaag kwam ie bij deze rivier. Want er waren vandaag hele lekkere visjes in de rivier. Toen zei Beer tegen Muis: hé Muis, zullen we lekker gaan zwemmen? Ja, Beer, goed idee! En daar sprongen ze in het water.
Wat een lekker water hè? zei Muis. Ja, zei Beer, ik ga even onder water zwemmen. Maar de krokodil zag het en dacht: ik ga eerst de kleren stelen van Beer en Muis en dan ga ik eerst die beer oppeuzelen en daarna die muis. Wat een lekker toetje zal dat zijn. Eerst gestoofde beer en dan nog een lekker gebakken muisje. Maar Beer was onder water en zag de krokodil en zei toen tegen Muis: snel! Pak het touw. En daarna zwom ie achter de krokodil aan en bond z'n poten aan elkaar.
Toen kon de krokodil niet meer zwemmen en hij kwam boven water en toen bond Muis snel z'n bek dicht. En daarna gingen ze naar Oma Beer en die heeft de krokodil eens flink over de knie gelegd.
En daar! En daar! En daar!